EU gaat terug op het verbod op verbrandingsmotoren in 2035: autofabrikanten zijn verdeeld

0
20

De Europese Unie heeft de koers gewijzigd van haar geplande verbod op de verkoop van nieuwe voertuigen met interne verbrandingsmotor (ICE) in 2035, wat tot verdeeldheid onder autofabrikanten heeft geleid. Het besluit, dat deze week werd aangekondigd, maakt het mogelijk dat conventionele auto’s langer dan de eerder vastgestelde deadline op de markt blijven, een stap die door sommige fabrikanten wordt verwelkomd, maar waar anderen zich fel tegen verzetten.

Verschuivende strategieën en tegenstrijdige visies

Aanvankelijk beloofden bedrijven als Volvo tegen het einde van het decennium volledige elektrificatie. De Zweedse autofabrikant kwam later echter terug op zijn belofte en handhaafde plug-in hybrides ook na 2030. Ondanks deze verschuiving blijft Volvo een fervent pleitbezorger voor het oorspronkelijke EU-verbod, met het argument dat het uitstellen van de transitie “het risico loopt de concurrentiekracht van Europa te ondermijnen.” Ze beweren dat andere autofabrikanten tegen 2035 volledig kunnen elektrificeren, waarbij ze hun eigen snelle ontwikkeling van het EV-portfolio als bewijs aanvoeren.

Kia deelt dit standpunt. Hun Europese CEO, Marc Hedrich, waarschuwt dat het stopzetten van de ontwikkeling van elektrische voertuigen vanwege het terugdraaien van het verbod kostbaar zou zijn. Het bedrijf heeft een volledige reeks elektrische modellen op komst en zou door beleidswijzigingen worden vertraagd.

Pragmatisme versus langetermijndoelen

De meerderheid van de autofabrikanten lijkt echter het herziene standpunt van de EU te steunen. Volkswagen noemde het voorstel ‘pragmatisch’ en ‘economisch gezond’, terwijl Renault het nieuwe ‘Small Affordable Cars’-initiatief prees. Dit initiatief creëert een nieuwe voertuigsubcategorie (M1E) met een lengte tot 4,2 meter, waardoor de wettelijke beperkingen worden verlicht om de productiekosten van elektrische voertuigen te verlagen en autofabrikanten ‘superkredieten’ worden aangeboden voor de uitstootdoelstellingen.

BMW heeft gemengde gevoelens en steunt de uitbreiding van ICE-voertuigen, maar bekritiseert de steeds strengere CO2-regelgeving als slechts een ‘oppervlakkige oplossing’. Stellantis en Mercedes-Benz hebben actief gelobbyd tegen het verbod, waarbij Mercedes-CEO Ola Källenius de EU-Commissie waarschuwde dat de doelstelling voor 2035 onrealistisch was. De European Automobile Manufacturers’ Association (ACEA) omschreef het besluit als een “eerste stap op weg naar het creëren van een pragmatischer en flexibeler traject.”

Het hybridedebat en de uitdaging van Toyota

Toyota is de meest uitgesproken tegenstander van het verbod geweest, waarbij voorzitter Akio Toyoda betoogde dat elektrische voertuigen nooit de markt zullen domineren. Hij beweert dat elektrische voertuigen evenveel koolstof produceren als drie hybrides als de uitstoot van batterijen en autoproductie wordt meegerekend – een controversiële bewering.

De nieuwe realiteit: geen definitieve deadline

Volgens de herziene regels moeten autobedrijven in de EU de CO2-uitstoot met 90% verminderen ten opzichte van het niveau van 2021, maar ICE-voertuigen, hybrides en synthetische brandstofopties zullen ook na 2035 beschikbaar blijven. De resterende 10% van de uitstoot zal worden gecompenseerd door biobrandstoffen, synthetische brandstoffen en koolstofarm staal die in de EU worden geproduceerd.

Uiteindelijk heeft de EU effectief elke einddatum voor verbrandingsmotoren geschrapt, waardoor autofabrikanten flexibiliteit hebben en toch blijven streven naar een koolstofarme economie. Deze stap erkent de economische realiteit en technologische beperkingen van een volledige EV-transitie, maar riskeert ook de verschuiving naar volledig elektrische mobiliteit te vertragen.